Meditatie Oktober 2018

geplaatst in: meditaties | 0

Ik stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God

‘Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet
meer onze god noemen. Immers bij U vindt een wees ontferming!” Hosea 14 vers 4 NBV

Het is rond 715 voor Christus als de profeet Hosea profeteert. Hij leeft in het Israël dat door koning Jerobeam II wordt geregeerd. Het gaat goed met
de welvaart in het land, maar op moreel gebied gaat het niet goed. De rijken hadden het goed in het land, maar tegelijkertijd verdrukten zij de armen.

Het ging goed met de welvaart en er was vrede in het land, maar tegelijkertijd stelde men het vertrouwen op onder andere een verbond met Assyrië en op het vertrouwen in zichzelf. Koning Jerobeam II deed wat slecht was in de ogen van de Heer (2 Koningen 14:24). Hij brak niet met de zondige praktijken van zijn voorganger. Dat was met name de aanbidding
van het gouden kalf. Dit was in overtreding van het gebod uit Ex. 20:2-5. In plaats van in Jeruzalem moesten de mensen in Bethel God aanbidden. En hij stelde geen Levieten aan voor de priesterdienst, maar kon iedereen dit doen, tegen Gods regels in.

In Hosea 4:1-2 klaagt God Israël aan. Ze kennen geen eerlijkheid en geen liefde meer. Eigenlijk kennen ze God zelf niet meer. Het dagelijkse leven werd gekenmerkt door meineed, bedrog, moord, diefstal en overspel. Om aan het volk Israël duidelijk te maken hoe zij met God omgaat krijgt Hosea een ontzettend moeilijke opdracht. God geeft Hosea de opdracht
om een vrouw te trouwen die in overspel leeft (BGT vertaling maakt het noch duidelijker: die leeft als een hoer). De opdracht is zwaar, maar het is ook heftig om te zien wat het met God doet hoe men leeft.

Net zoals een bruid haar bruidegom toebehoort, zo behoort Israël God toe. Verschrikkelijk als je dan leest hoe men God aan de kant gezet heeft. Maar als we de situatie uit de tijd van Hosea lezen en onze wereld er naast leggen, is er dan zoveel verbeterd? We zijn door God geschapen en behoren God toe. Maar de wereld lijkt soms God wel vergeten te zijn.
Zeker in het westen leven we in welvaart. En staat onze wereld ook niet vol van meineed, bedrog, moord, diefstal en overspel? De voorbeelden kennen jullie zelf wel denk ik.

In Hosea zien we niet alleen hoe Israël zijn vertrouwen niet op God gesteld heeft. In Hosea zien we ook hoe groot Gods liefde, trouw en genade is. Zo lezen we in Hosea 3:1: ‘Want Ik, de Here, heb Israël nog steeds lief, ook al heeft zij zich gewend tot afgoden en hun mooie geschenken geofferd.’ Zo ook in onze tijd mogen we ons verbazen over Gods trouw en genade die zoveel groter zijn dan wij kunnen voorstellen. Aan het einde van het boek Hosea roept Hosea Israël op om die trouw en genade van God te beantwoorden door hun vertrouwen op God te stellen. Vertrouwen op de bescherming van God. Durven wij ons vertrouwen op God te stellen of bouwen wij ook onze eigen gouden kalveren?
Ik stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God (Opwekking 42)

Shalom Fritz Kaiser